Je wist tot gisteren niet wat je al die tijd gemist had. Nu begrijp je niet hoe je ooit zonder hebt gekund. Opeens sprak iedereen erover…Fomo. Heb jij dat nou ook? ,hoorde je mensen tegen elkaar fluisteren. Door die geheimzinnigheid kreeg Fomo een ondefinieerbare lading. Zij…hadden dus kennelijk iets wat jij niet bezat…een Fomo?
Je wist niet eens hoe het er uit zou moeten zien. Vragen dorst je ook niet, men zou je voor achterlijk verslijten.
Misschien kon je het ding ergens bestellen? Maar de Fomo was nergens te krijgen.
Het voelde inmiddels alsof jij de enige ter wereld was die een Fomo ontbeerde.
In je wildste dromen bestelde je een exemplaar op internet.
Hij zou per post bezorgd worden. Reikhalzend keek je dagenlang uit naar het bestelbusje van de pakketbezorgers. Maar het busje kwam niet…geen Fomo. Ontroostbaar belde je in geestelijke nood de hulplijn. Aan de andere kant van de lijn werd jou met engelengeduld uitgelegd wat FOMO betekende…gewoon het FOMO-syndroom. De angst om iets te missen. Er waren zelfs al babies die aan FOMO leden, als je de andere kant van de lijn moest geloven. Je schrok opeens wakker van de deurbel met het gevoel alsof je heel wat had meegemaakt. Je opende de voordeur…er was niemand. Belletjedrukte om niets.