Mijn oom woonde in Lombardije, geen Italië maar Rotjeknor-Zuid, hij werkte als stukadoor… met een prachtig gebit. Zijn tanden waren hagelwit. Witter dan de kalk die hij op de plafonds en muren smeerde. Vaak had oom rode oogleden vanwege de kalk die in zijn oog droop tijdens het werk. Oom had nog voor de Duitsers gewerkt om hun bunkers te stuccen. ‘Je wilde toch dat de vijand er binnen een beetje netjes bij zat’. Mijn oom deed wel meer vreemde dingen. Zo nam hij eens tijdens het wachten op de tram plotseling een aktetas mee en liep ermee de straat uit. Een medereiziger had zijn tas daar even tegen de abri had neergezet. Oom wilde er met de tas van door gaan, toen de man hem schreeuwend achterna holde. ‘Ik dacht dat die tas van niemand was’ , verklaarde oom onschuldig, ‘hij stond er zo alleen en verlaten’.
Vreemd genoeg vertelde de mond van oom meer van dit soort gênante voorvallen met een bepaalde trots. De mond vol spierwitte tanden…ze bleven zo mooi. Enige tijd later werd mij onthuld hoe dat kon.
Oom at uit gewoonte vaak pap als wij op koffievisite kwamen, grijze kinderpap. Daar hoefde oom niet op te kauwen. ‘Pap is het behoud van je gebit!’, zo lichtte hij toe.
Op een keer raakte ik, als hongerig nieuwsgierig jongetje, bij oom in de keuken verzeild net toen hij zijn papbord mee naar de huiskamer wilde nemen waar mijn ouders op de bank zaten te wachten op koffie. Ik zag net hoe oom zijn puntgave gebit uit zijn mond nam en op de broodplank te rusten legde. De witte tanden lachten mij werkeloos toe vanaf de broodplank. Mijn oom zag mijn ijselijke schrik en hield wijselijk zijn mond, nam het bord mee naar de kamer waar wij toekeken hoe hij de pap weglepelde. Ik had geen honger meer en kon alleen maar aan die tanden denken, die lagen daar maar, zo verlaten. Toen oom was uitgegeten vertrok hij weer naar de keuken voor de herplaatsing. Onderweg naar huis giechelden mijn ouders besmuikt in de Volkswagen Kever over die eeuwig nieuwe tanden en de overbeet die oom nu had waardoor hij zo’n raar lachje kreeg… een beetje vals. Daarna zag ik oom nog een paar keer. Mijn ouders raakten gebrouilleerd, een net woord voor slaande ruzie. Familiebanden bekoelden zodat dit beeld van oom ingevroren raakte in de vrieskist van de herinnering. Als ik ergens een verlaten tas zie staan denk ik aan dat witte gebit, aan bunkers en grijze pap. Niet meenemen denk ik dan, lekker laten staan.