Mijn ome Goof leed al jong aan multiple sclerose. Je merkte alleen niets van zijn lijdensweg. Gelukkig had hij de trage variant. Oom was altijd opgeruimd en opgewekt ondanks dat tante hem slecht behandelde en afsnauwde. Ze bleef ‘bij’ hem omdat hij als invalide een kanariegele Daf kreeg van het GAK. Hij kon zelf niet rijden, dat deed tante wel en meestal zonder hem.
Oom Goof zat altijd in zijn hoge stoel, rechtop Caballero of Camel te roken bij zijn citroentje met suiker. Hij liet mij het ‘Manneke pis’ zien dat in de dromedaris verborgen zat van het Camelpakje. De ziekte nam hem tergend langzaam zijn bewegingsvrijheid af. Opvallend was zijn ravenzwarte haar dat massief in een slag op zijn hoofd lag, alsof het geboetseerd was, hoe ouder hij ook werd het haar bleef glanzend zwart.
Als schipper in de haven had hij een gebruind gelaat gekregen door het buitenwerk, ook die kleur raakte hij niet meer kwijt terwijl hij nauwelijks nog buiten kwam. Zijn zwarte schoenen sleten nooit.
Ik had erg met hem te doen, de tranen sprongen mij in de ogen als ik hem als kleine jongen een hand moest geven. Ik zie nog zijn gebruinde handen als bankschroeven, met harde lange nagels die door de nicotine verkleurd waren. Zijn handdruk vermorzelde mijn kinderhandje, maar ik wilde niets laten merken. Mijn oom, die zoveel leed onderging liet zelf ook nooit iets merken. Door zijn slopende ziekte kende Oom Goof zijn eigen kracht niet meer.
Op een of andere manier herinner ik mij één zinsnede van hem:
‘Het is van een grote mentaliteit!’ zei hij als reactie op een maatschappelijke onrechtvaardigheid, wat weet ik niet meer. Waarom herinner ik mij juist deze ene uitspraak? Omdat er achter zijn rug om lacherig over werd gedaan?
Misschien wel omdat ik zelden iemand heb gezien met zo’n onverwoestbare mentaliteit, stoïcijns ging hij roerloos voorwaarts, ongeacht zijn omstandigheden.
Gelukkig scheidde hij later alsnog van tante en kwam in een verzorgingshuis met een gezellige Amsterdamse bar waar hij opbloeide als getapte jongen met zijn ‘verzorgingshuisgenoten’, hij kwam weer eens buiten. Als ik nu nog aan hem denk zie ik hem als een Italiaanse schoorsteenveger voor mij, waarom weet ik niet. Hij rookte wel als een schoorsteen.
Als we wel eens meereden stond de gele DAF blauw van de nicotinedamp. Voor tante betekende het vooral een scheiding van haar automobiel.
Prachtig beeldend verhaal weer, Bor! Mijn ironische reactie na het lezen ervan was meteen: ‘Arme tante’.
😉