Ik herinnert mij nog goed die ene oom die ik nooit heb gezien. Nu schiet mij weer te binnen dat hij trouwens ook heel geen naam had. Hij was de tweelingbroer van mijn vader met wie hij een telepathisch zeecontact onderhield. Aan het strand kreeg pa altijd zijn berichten binnen, via de juiste golflengte. Oom was namelijk stukadoor op zee. Stukadoor op zee?, vroeg ik dan ongelovig. Weinig muren, wandjes en plafonds op zee zou je zeggen, maar wat dacht je van die luchten en hemelgewelven, vertelde mijn vader, die pleistert jouw oom dus bij. Hoe kan dat dan? , protesteerde ik. Gewoon met een lange trap vanaf het achterdek van het schip, verklaarde mijn vader, maar het schip ligt dan natuurlijk wel voor anker, want het kan lelijk stormen op die stille oceaan. Typerend voor Oom was dat hij dus behalve geen naam, ook geen snor droeg noch een baard, wat voor zeevarenden eigenlijk een ongeschreven plicht is. Maar die witkalk bleef erin hangen ,dat werd keihard en zwaar, die moest dan van zijn kin gebikt worden door een walrus, want die hadden de juiste tanden of een narwal, kon ook. Zo was oom haarloos geworden. Vaak was hij maanden van huis, zelfs jaren soms…. eigenlijk zat hij levenslang op zee. Vandaar dat je hem natuurlijk nooit zag. Oom was al zo vaak diep gezonken dat iedereen behalve hij en de scheepskakatoe met man en muis verdronk, dankzij die lange trap konden ze uit zee klimmen en wachten op een reddingssloep. Volgens mijn vader heeft hij zelfs de maan ooit witgekalkt, maar dat geloof ik niet. Sterke verhalen die alleen mijn oom kon na vertellen aan mijn vader. Nog vaak bekijk ik met ontzag die machtig gepleisterde zeehemel en dan denk ik: wat een kerel, die oom van mij… en wat is er van die kakatoe geworden?