Op grote voet

Ik ben geboren in een te groot lichaam.
Voor de babyvoetjes die ik nooit had kon mijn kleine moeder geen schoentjes vinden.
Ze hield mijn beentjes warm met ovenwanten. Zeggen dat mijn lichaam mij niet past zou ondankbaar zijn, maar het zit echt te ruim, het slobbert om mij heen als een veel te wijde tent. Op school altijd de grootste van de klas en al gauw groter dan de meesters en juffen.
Soms heb ik het gevoel dat mijn lijf een hele menigte zou kunnen herbergen.
Kortom, ik loop mij een ongeluk van de ene uithoek naar de andere.
Met ‘ik’ doel ik natuurlijk op mijn arme ziel, die dat hele lichaam in haar eentje moet opvullen. Alsof je in je eentje een kasteel bewoont, en dat zonder personeel.
Dat klinkt als een slappe weeklacht, als een luxeprobleem…
Leven in een te groot lichaam valt, geef ik toe, nog mee in vergelijking met leven met een groot lichaam in een te kleine wereld, want je stoot je de godganse dag aan alles en nog wat. Alles knelt, je kunt geen kleding vinden, stoelen zijn te laag, bedden te klein, deuren te smal.
Die pietepeuterige buitenwereld is letterlijk niet te hanteren. Je eet noodgedwongen met de opscheplepel uit een emmer om je ergste honger te stillen.
Maar het meest vermoeiend is nog wel de medemens. Je bent permanent bezig om al die kleine mensen gerust te stellen omdat ze schrikken van jouw monsterlijke afmetingen. In het begin nam ik ze nog wel eens als kleine kinderen op schoot, maar dat maakte ze nog banger.
Panisch riepen ze om hun moeder.
Als je in een te groot lichaam woont ga je onwillekeurig toch steeds meer mensen mijden. Je probeert je klein te maken en de binnenruimte te bemannen met zelfbedachte deelpersoonlijkheden,
om wat aanspraak te hebben.
Sommige buitenmaatse lotgenoten laten zich tentoonstellen als bizarre bezienswaardigheid, maar dat gaat mij te ver. Je bent toch geen rijksmonument of openbaar kunstbezit?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *