In de tijd ver voor de oudheid geschiedenis begon te schrijven was er een nomadisch
volk dat de Horizonten werd genoemd. Hoe ze werkelijk heetten is niet te achterhalen,
maar door ‘men’ werden ze zo genoemd. ‘Men’ kan gerust als de oudste bron van de orale geschiedenis worden beschouwd, maar daarover later in de voetnoten.
De Horizonten waren een legendarisch volk in een gebied rondom Eufraat en Tigris, waar het permanent rondtrok op zoek naar hun Godheid, de horizon. De Horizon beschouwden ze als hun God. De hele wereld werd uit zijn aangezicht geboren, bomen, bergen, dieren…wat al niet? Steeds als ze hem waar dan ook benaderden om hem eer te bewijzen leek hij van gezicht te veranderen. Horizon zou zich pas voluit tonen als hij zichzelf als een slang in zijn eigen staart zou bijten…hij zou zich ronden en pas dan zou hun reis ten einde zijn en hier kunnen blijven. Elke dag meenden ze dichterbij te komen en overal toonde Horizon zich als nieuw vergezicht, nieuwe werelden scheppend. Door andere volkeren werden ze als dwazen gezien. Want wie goed om zich heen keek zag dat de horizon overal van nature rond was, waar je je ook maar bevond. De nomadische zoektocht van de Horizonten zou vergeefs geweest zijn. Toch meent Drs. Wolvenga dat er een aandoenlijke schoonheid in deze levenswijze schuilt, want men ziet zo, altijd maar onderweg heel wat van de wereld. De Drs. betrapt zichzelf in zijn proefschrift zelfs op een zekere ontroering en weemoed over de teloorgang van deze levenswijze.
Het valt niet te ontkennen dat dit volk dankzij deze levenswijze het tot een wetenswaardige orale geschiedenis hebben gebracht. Hoeveel orale overlevering is niet domweg vergeten. Welke juweeltjes van verhalen zijn zo niet voorgoed verdwenen, mijmert Wolvenga in zijn nawoord.
(Uit: ‘De orale overleveringen van Men’ ,Drs. W L Wolvenga, Univercitypress 2016)