Het tweede of derdehands horloge om je jongenspols liet een bleke afdruk achter na een zonovergoten dag op het niemandslandje. De afdruk vormde een negatief brandmerk op je huid. Je zag de tijd in de dagen daarna met eigen ogen vervagen. De bleke huid kleurde even bruin als de rest. Na deze indruk van het tijdelijke verdroeg je pols geen horloges meer. Waarom zou je nu nog genoegen nemen met tweedehands tijd? Je wilde alleen vrije tijd, dat verschafte leefruimte. Als blootvoetindiaan had je sowieso geen boodschap aan de afgemeten wereld van bleekgezicht. Dat maakte je wel duidelijk met de rooksignalen van de vuurtjes die je stookte op het wilde land. Tijd was slechts een schaduw op de eeuwigheid, een wolkvlek op het zonovergoten landschap. De open vlakte was jouw thuis. Bleekgezichten leefden in de schaduw van het door hun zo aanbeden beton. Vergeefs zocht je naar een Opperhoofd, tot je genoegen nam met de zon.