R’dam

Als Rotterdammert was mijn vader niet heel erg sentimenteel.
In de gehavende Maasstad waren gevoelens een onnoodzakelijk kwaad,
het was zo al hard werken genoeg. Platgebombardeerd vertrok hij berooid
naar Amsterdam om een moeder voor mij te zoeken, waarmee hij een leven
kon opbouwen.

Alleen wanneer de waterlanders niet meer binnen te houden waren kon hij
zo droog mogelijk opmerken:
“Tranen van gevoel… biggelen over mijn smoel”

Als ik het mij goed herinner noemde hij een man die huilde:
“een gespierde lafaard”.

En iemand met sterke armen:
“Een gozer met pik in de mouw”.

Om niemand in het bijzonder aan te duiden:
“Je weet wel die ene, die meneer met dat velletje over z’n neus”

En was het brood oudbakken en taai,
“Klagen is doorzagen, dan geef je maar een knauw meer”

De beste typering van de oorlog was de verbastering van
het voetballied, ‘Geen woorden, maar daden’ in:
“Geen waarden, maar doden”

Als Coen Moulijn een corner nam dan heette dat:
“Een doodschop om een hoekie”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *