
De Steen werd onder ede ondervraagd over zijn rol bij de allesverwoestende lawine…
Bij elke vraag over de ware toedracht kon Steen zich niets herinneren, stenen waren immers passief. Hoe kon dat wat passief was ooit daden doen?
Op de retorische vraag: ‘Maar u moet hier toch meer van weten?’, antwoordde de Steen vastberaden en gelaten:
‘Zeker, dat zou ik ook graag willen, dat ik er meer van zou willen weten, maar Stenen als ik gehoorzamen alleen aan de zwaartekracht…en waar het om aansprakelijkheid gaat acht ik mij niet aangesproken…’
En is de kernvraag dan niet, vervolgde Steen zijn betoog.
‘Wie hebben mij ooit bovenop de berg gebracht…in zo’n gevaarlijke positie?
Iedereen kon weten dat ik nu eenmaal rond en glad ben… en dat ik dientengevolge makkelijk elke kant op rol’
‘Wie zou mij in zo’n positie brengen en waarom?’
‘Om mij ten val te brengen?’
De Steen liet zijn schaduw vallen.
Het verhoorlicht van de ondervragers ging uit.
Het verhoorlicht van de ondervragers ging uit.
(Beeld: Teun Hocks)