Horst Haarman maakte de indruk een uiterst ordelijk man te zijn. Van alles wat hem in de weg lag maakte hij stapeltjes…post, rekeningen, aanmaningen, kranten, losse artikelen, aantekeningen, tekeningetjes van ingevallen ideeën, brandhout, tijdschriften, boeken, wasgoed…
Zijn woonruimte had iets van San Gimignano. Icoon van de stapelgekte, het torenstadje in Toscane, waar de bewoners elkaar probeerden te overtroeven door een nog hogere toren op hun huis te bouwen. Het was een wonder dat de ‘huizenhoge’ stapels bleven staan op zijn buro, vensterbanken, kasten, tafels, stoelen. Hij had dan ook een uiterst behoedzame motoriek ontwikkeld om zonder het gestapelde evenwicht te verstoren zich door huis te begeven.
Hoe hoger de stapels werden hoe meer het stapelen een ritueel karakter kreeg, een bij heilige roeping
die totale toewijding vereiste.
Zijn psychiater duidde zijn obsessieve stapelgekte aan de gewoonte van zijn ouders om al hun problemen steevast op elkaar te stapelen zonder er ook maar één op te lossen.
Horst kon op zekere dag geen mensen meer bij hem thuis ontvangen uit angst dat zij het wankele evenwicht zouden verstoren.
De reden dat hij toen een psychiater had geraadpleegd waren de nachtmerries…dat er een wild paard zijn woning betrad en alle keurige stapels briesend omver zou steigeren. Het paard was zo zwart als de nacht zelf.
Het kostte heel wat sessies om Horst ervan te overtuigingen dat hijzelf dat zwarte paard was…en dat het wellicht uiterst wenselijk was om zelf als een briesend steigerend paard door zijn huis te gaan galopperen. Zelfs toen
Haarman er van overtuigd was duurde het nog ruim een jaar voor hij
zover was om het zadel en de teugels af te werpen en het bit uit te spugen.
Het huis was na afloop een ravage.
Horst Haarman voelde zich als herboren. Hij ontruimde zijn huis tot alleen het hoogst noodzakelijke overbleef. Ruimte om mensen te kunnen ontvangen.
Zijn woonruimte had iets van San Gimignano. Icoon van de stapelgekte, het torenstadje in Toscane, waar de bewoners elkaar probeerden te overtroeven door een nog hogere toren op hun huis te bouwen. Het was een wonder dat de ‘huizenhoge’ stapels bleven staan op zijn buro, vensterbanken, kasten, tafels, stoelen. Hij had dan ook een uiterst behoedzame motoriek ontwikkeld om zonder het gestapelde evenwicht te verstoren zich door huis te begeven.
Hoe hoger de stapels werden hoe meer het stapelen een ritueel karakter kreeg, een bij heilige roeping
die totale toewijding vereiste.
Zijn psychiater duidde zijn obsessieve stapelgekte aan de gewoonte van zijn ouders om al hun problemen steevast op elkaar te stapelen zonder er ook maar één op te lossen.
Horst kon op zekere dag geen mensen meer bij hem thuis ontvangen uit angst dat zij het wankele evenwicht zouden verstoren.
De reden dat hij toen een psychiater had geraadpleegd waren de nachtmerries…dat er een wild paard zijn woning betrad en alle keurige stapels briesend omver zou steigeren. Het paard was zo zwart als de nacht zelf.
Het kostte heel wat sessies om Horst ervan te overtuigingen dat hijzelf dat zwarte paard was…en dat het wellicht uiterst wenselijk was om zelf als een briesend steigerend paard door zijn huis te gaan galopperen. Zelfs toen
Haarman er van overtuigd was duurde het nog ruim een jaar voor hij
zover was om het zadel en de teugels af te werpen en het bit uit te spugen.
Het huis was na afloop een ravage.
Horst Haarman voelde zich als herboren. Hij ontruimde zijn huis tot alleen het hoogst noodzakelijke overbleef. Ruimte om mensen te kunnen ontvangen.