‘Wie heeft ooit alle macht aan die geldwolf gegeven?’ jammerde het kaalgeplukte schaap terwijl ze in de modder aan het dode paard stond te trekken. Vergeefs zochten haar ogen naar een helpende hand, maar de kudde graasde, in zichzelf gekeerd.
‘Het paard van onze Staat zou ons toch beschermen en voor eerlijke verdeling zorgen?’
‘Er waren toch herders aangesteld die zorg zouden dragen voor de hele kudde’.
De kudde zweeg. Ze wilden liever kolen en geiten sparen, dan kregen ze korting, zegeltjes en een kat in de zak kado of met andere woorden: de fameuze sigaar uit eigen doos.
‘Waar is dat zwarte vervilte schaap eigenlijk gebleven dat ons hier steeds voor heeft gewaarschuwd?‘ ,blaatte het kale schaap. De kudde stond als aan de grond genageld stil. De wolf floot tussen zijn tanden een oud onschuldig herdersliedje terwijl hij tegen een nooit gedempte put aanleunde.