Het hoge slagingspercentage begon gaandeweg zorgen te baren. Worden klaargestoomd volgens een beproefde succesformule. Het gold als voorrecht om een paradepaardje te mogen worden voor het instituut? Ter meerdere glorie van…
Degenen die als voorbeeld werden gesteld maakten diepe indruk…de indruk van onbezielde automaten. Wie wilde dat niet?…opgenomen worden binnen eervolle gelederen en trots moeten gaan voelen, trots en eer. Sluipenderwijs begon dat slagen te benauwen, het aanpassen aan het beeld dat ze van jou aan het modelleren waren, dagelijks kneedwerk, wegpoetsen van oneffenheden, polijsten. Men zou je ter verantwoording roepen, zodra je van dat beeld zou afwijken. Na het afgedwongen succes mocht je daarna jaar in jaar uit datzelfde kunstje herhalen. Het beeld zou in eerste plaats een merk worden, een beeldmerk in plaats van een mens, in ruil voor priviléges, applaus en eer. De openbare schandpaal was nooit ver verwijderd van de sokkel waarop men eer betoonde, misschien waren ze wel identiek. Er rigoureus uitstappen wekte geen bewondering. Het sociale diepvriesmechanisme van isolatie en negatie was onmiddellijk in werking getreden. De diagnose achteraf was nog een hele klus voor de betrokken zielkundigen…de patiënt zou lijden aan ‘slaagangst’ in combinatie met ‘het syndroom van de ondankbare hond, in een bos achtergelaten aan een boom aangelijnd.
Het trof de ondankbare hond hoe menselijk dieren dan waren? Waarom waren die zo zeldzaam aangenaam in de omgang. Hoe kwam de dierlijke mens er ooit bij om het onmenselijke als maatstaf te gaan nemen voor het wenselijke? Met de automaat als rolmodel?