Tegelwijs

Zeker, ik ben ontzettend trots dat ik niet over mij laat lopen, nou ja soms dan…
eigenlijk best vaak…in feite vaker wel dan niet.
Maar goed, ik ben dus niet van de straat, ik ben namelijk van het trottoir, jawel.
In tegenstelling tot wat men denkt ben ik enig in mijn soort,
ook al lijken miljoenen tegels op mij te lijken, even goor en grijs, soit.
Ik eis dat men respectvol stil staat, bij mij als geboren aristocraat.
Van generatie op generatie is het begrip ‘ons soort tegels’ ons met de gouden paplepel ingegeven. Noblesse oblige, ons soort dient het algemeen belang.
Mijn betovergrootvader was ooit stoeptegel op het plein van het keizerlijk paleis,
alle groten der aarde hebben op hem gestaan en geparadeerd, de duurste rashonden
hebben hem rijkelijk bepist, een zaak van eer en historisch besef.
De mensheid staat op de schouders van reuzen, zo leerde hij ons.
Mijn zonen zijn nu nog hardgebakken kinderkopjes, maar later….
Stil…ze liggen hier even verderop onder een laagje zand te slapen.
Mijn vrouw, is een geglazuurde plavuis, stamt uit een oud adellijk geslacht.
Op haar huid is de inscriptie van het familiemotto gegraveerd:

“Wy bekleeden deez’ naeckte aerde,
sonder onsch zoud zy sich schaemen.
Deez’ tegelreyk is gelyck eenen steenen huid
der beschavingh, zy brenght onsch al te saemen”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *