Onder het viaduct laaide het vuur van de tijdgeest hoog op,
het laatste toevluchtsoord voor de op drift geraakte ‘vrije’ mens.
Een antieke Chesterfieldbank draaide rond aan het spit,
gretige vlammen likten aan het gecapitonneerde leer.
De vuurmeesters begoten haar af en toe met de duurste whisky
om op smaak te komen. Het was hier zeekomkommertijd,
men wist van gekkigheid niet meer wat er op de bucketlist stond.
Men moest immers alles hebben gedaan, geproefd, beklommen enz…
Zo was de tijdgeest, verslaafd aan verstrooiing en bang iets te missen.
Dan had je pas geleefd en eruit gehaald wat erin zat.
De bank was inmiddels wel gaar.
Nu begon het gesteggel over wie het ding mocht aansnijden.
Hoe het zou smaken wist nog niemand, maar nieuw zou het zeker zijn.
Boven op het viaduct werd het asfalt langzaamaan zachter en zachter.