Thorvald3

Volgens mondelinge overlevering lag Oceaan nog steeds in haar eigen bodem verzonken, droomdronken in innige verstrengeling met Nacht. Nacht, die aloude duisternis, die noodgedwongen wat bejaardheid betrof wel de wijste moest zijn. Het was nu nog maar een kwestie luttele momenten dat de meest prangende vraag van Oceaan zich aan Nacht zou openbaren. Die vraag betrof uiteraard: dat babbelende Nat, dat kabbelend sprak als spraakwater en hoe of dat in hemelsnaam mogelijk was? In een onvoorziene opwelling kwam deze vraag bovendrijven in Oceaan. Thorvald die zich achter de zandbank ver#chanst had zag het met één geloken oog gebeuren…
Nacht, ontvankelijk als ze was flanste van schaduwen terplekke een pasklare waan in elkaar, geheel en al in de geest van Oceaan. Dit fabelachtige Nat sprak zo vanzelfsprekend tot de verbeelding, dat Oceaan warempelsgewijs ontwaakte als zijnde het Nat zelf. Natuurlijk was ze dat altijd al onveranderlijk geweest, maar nu wist ze dat tenminste en kon ze zich ontstrengelen van wat dan ook. Nacht zag hoe Oceaan doordrenkt op haar eigen bodem lag en vertrok in haar zwarte mantel naar waar ze vandaan kwam, al wist niemand waar zich dat bevond…men dacht vooral aan de achterkant van de maan, maar dit vermoeden is nooit bevestigd. Oceaan werd even later opgetogen wakker en riep: ‘Thor… Thorvald kom eens hier jongen, ik heb goed nat nieuws!’ Thorvald die zich verdekt onder de zandbank had opgesteld zwom tevoorschijn en kwispelde zo uitgelaten met zijn staartvin dat er draaikolken ontstonden waar het plankton massale rondedansjes in deed.
‘Luister Thor, dat goede boek dat jij van buiten kent hoef ik niet meer te lezen, ik hoef voortaan alleen maar Nat te zijn’ Thorvald keek Oceaan aan alsof hij water zag branden van verlangen…en eerlijk gezegd zat hij daar niet ver naast, Oceaan stoomde opgewonden als een onderwatervulkaan.
‘Moeten dat wij dit niet aan Immer vertellen’ ,vroeg haar trouwe huiswalvis.
Oceaan keek Thorvald onthutst aan…
‘Wie of wat is Immer nu weer?’ ,
‘Wel’ ,begon Thorvald rustig uit te leggen, ‘Immer is degene die meestal vaak weet Waar iets of iemand Hier is…’
‘Ja, dat is waar het inderdaad om draait’ ,beaamde Oceaan niet zonder trots op haar schrandere huisdier, ‘Waar…Wat…Hier is, dat is de ware vraag!’   
‘Maar…waarom zou Immer dit moeten weten?’ , vroeg Oceaan weifelend.
‘Nou, eh…bijvoorbeeld omdat het geen geheim is?’,  vroeg Thorvald gevat.   
‘Dat is waar’, moest Oceaan toegeven, ‘maar waar vinden we Immer en hoe ziet Immer er in wezen uit?’
‘Tja’ , zei Thorvald peinzend, ‘daar moeten we Immer zelf voor raadplegen en dan zien we meteen haar gedaante…dus is de vraag:    
‘Waar bevindt zich het Hier van Immer?’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *