Soms raakte Uil een beetje van de wijs, dan vloog hij naar de molshoop voor een goed gesprek.
“Ik begrijp vaak niet waarom ik iets snap….maar ik snap maar al te goed als ik het weer eens niet begrijp” , begon Uil die op de molshoop zat, in de hoop dat Mol thuis was en naar hem wilde luisteren.
Het bleef even stil tot er een ondergronds gemompel weerklonk:
“Wat denk je dan Wel of Niet te snappen Uil…het onbevattelijke soms?”, Mol hoestte zo hard dat de hoop even omhoog plofte.
“Nee, het onbevattelijke, dat is zo ongrijpbaar, ik bedoel waarschijnlijk meer het alomvattende… tenminste als er onverhoopt zo iets bestaat wat zo heet?”, lichtte Uil toe.
“Ach Uil, dat komt gewoon omdat je oog altijd een prooi zoekt, dan zie je op dit gegeven moment alleen nog maar overal prooien in, zelfs in het denkbeeldige”, mompelde de Mol door de hoop heen.
“Hoe doe jij dat dan Mol?”, wilde Uil graag weten.
“Ik vat niks, ik graaf mij weg, zodat ik verdwijn in de grond van het mol zijn, ik laat mij door de aarde vatten”, kuchte Mol.
“Wat vreemd eigenlijk Mol, je bent mijn beste vriend en toch heb ik je nog nooit gezien, ik kom altijd graag even bijpraten op jouw hoop!”, zei Uil dankbaar.
“Ja, dat klopt, ik ben voor jou net als het alomvattende… ongrijpbaar,
en dat is maar goed ook, want je zou mij niet eens lusten…”, stelde Mol zijn beste vriend gerust.
Uil had honger gekregen, bedankte zijn onzichtbare vriend en vloog op.