Het laatste verhaal klopte aan op de bovenkamerdeur van de schrijver. De deur was altijd open…wist het verhaal veel! De schrijver hoorde het maar al te goed, toch liet hij het laatste verhaal vergeefs aankloppen. Door het sleutelgat begon het verhaal zich ongevraagd te vertellen: “Ik ben het laatste verhaal…het verhaal dat sterft in de lezer, het verhaal dat helemaal is binnengekomen en verteerd. De meeste verhalen dringen nooit zo ver door tot in de maag van de lezer, laat staan dat het aan verteren toe komt…”
Hier zweeg het verhaal even, om op adem te komen. Het leek de schrijver een sterk verhaal. Toch weigerde iets in hem de deur te openen. Open doen zou het einde van het schrijven betekenen. Het laatste verhaal heeft niets te zeggen en dat is niet niks, meende hij. Het verhaal probeerde door het sleutelgat de schrijver te ontwaren, waar zat hij? Waarom gaf hij niet thuis? , zo vroeg ze zich af. Was hij wel thuis? Wat had ze te verliezen als ze niemand kon vinden die haar wilde opschrijven? Ze begon voorzichtig de deur te forceren om binnen te komen. Omdat de deur niet op slot was viel ze de bovenkamer binnen. Ze keek verwilderd om zich heen. Er was niemand aanwezig. Verder was er ook niets, geen meubilair, geen bureau, geen schrijfgerei. Was de schrijver met de noorderzon vertrokken? Was hij niet thuis? Was er hier eigenlijk ooit wel een schrijver geweest?
Of was de schrijver zelf een vluchtig verhaal? Een verhaal dat niemand meer las?
Dit was het uitgelezen moment voor het laatste verhaal om de bovenkamer te verlaten,
vluchtig…