Volgens dichters waren sterren sproeten
op het vergezicht van God, de volle maan
‘n moedervlekje, onze geest ‘t kuiltje in haar kin
Volgens theologen was God echter
‘n autodidact met behoorlijk overgewicht
en meervoudig begaafd in toverkunst
Volgens wolken was God weer
‘n hemel om in te verdwijnen en zomaar
vanuit niets weer in te verschijnen
Volgens natuurkundigen mocht God niet
dobbelen en vonden het vals spel toen God
door toeval chronisch gokverslaafd bleek
Volgens bijen was God veeleer ‘n bloemkelk
om dronken als een tor op te gaan in ‘t nectar
van Nirvana, dat bevrijdde elke bij
Volgens beurshandelaren was God grof geld
zijn vrije markt een aards paradijs om in
te speculeren dat hebzucht goed was
Volgens de astronaut was er in de ruimte
geen God te vinden, hij vond afwezig bewijs
het bewijs van afwezigheid, hij blij
Volgens de vlo was God een kat,
haar vacht was een blijvende thuisreis
in het fluwelig warmteparadijs
Volgens digitalen was algoritme
‘n DataGod op wiens meedogenloze getallen
men moest dansen, 220 beats per minute
Volgens mijn moeder was het lot haar God,
‘n leven lang werken en dan kapot,
uitgewerkt bleef alles toevallig heel
Volgens de filosoof was God dood,
kennelijk wel ooit geboren en overleden,
kon dus ieder moment herboren worden
Volgens het kind was spelen goddelijk,
spelend met spelregels van evolutie,
‘n spelend geheel dat wint aan stroom
Volgens de vis is de oceaan een God
die niet te vinden is, waar de vis
ook zoekt, nergens geen oceaan
Alleen de zon heeft geen idee van God,
ze straalt slechts, onophoudelijk subliem,
ongeacht aan wat of wie, geeft ze zich weg