Zool

Hij had een steentje in zijn schoen. Onmiddellijk meende hij te weten dat hier om een metafoor moest gaan, een schrijversgewoonte. Hij besloot om rustig door te lopen en het steentje er niet eerder uit te halen voor hij wist om welke metafoor het ging. Vroeger had hij probleemloos blootsvoets over grindpaden gelopen, maar dit ene stukje grind maakte meer indruk in zijn voetzool dan vele. Zou het steentje voor problemen staan…één probleem is storend maar vele problemen niet… Nee, het moest iets anders zijn. Herinnerde het steentje aan hem aan iets…iets dat hij niet mocht vergeten? Aan wat dan? Deze metafoor gaf zich niet zomaar gewonnen. Vreemd, want normaal gesproken dienden metaforen zich als vanzelf aan, als gladde verkoopjongens die jou iets wilden aansmeren. Hij liep nu al een week te ijsberen met dat irritante steentje in zijn schoen.
Op een alledaagse woensdag om 10.47 uur gebeurde het, terwijl hij midden op een zebrapad liep werd het hem opeens duidelijk, zo simpel: Het steentje stond gewoon nergens voor, geen enkele metafoor. Het was alleen maar een steentje.
Een wachtende automobilist was uitgestapt om te vragen of het wel goed met hem ging daar midden op dat zebrapad.
“Ja hoor”, had hij gezegd, “het kan niet beter, ik had alleen maar een steentje in mijn schoen…kijk maar…deze!”
“Halve zool” , had de chauffeur verzucht.
De schrijver voelde zich bevrijd, genezen van de metaforendwang. Soms, als weer eens een aanvechting kreeg in die richting deed hij zelf een steentje in zijn schoen, als reminder. Het was net zoiets als in een kolkende wolkenlucht allerlei gezichtjes menen zien, een amusante oogafwijking.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *