Zoon van het naamloze


Ik ben de zoon van de betonmolenaar.
Zo werd ik in het dorp genoemd: “O, jij bent Boris, de zoon van…”
Mijn vader reed de betonmolen op en neer, van het cementfabriekje aan de dorpsrand naar de nabije omgeving en terug.
Binnen een straal van vijftig kilometer, anders werd het vloeibare beton te droog.

Ik herinner me nog de geharde broek van mijn vader, stijf van het cement en zacht als schuurpapier.
De broek stond in een hoek van de schuur te wachten tot vader weer zou instappen.
Vader was de zachtheid zelve, nooit stolde hij tot een keihard fundament.
Hij speelde graag met water, na iedere rit spoot hij genoeglijk de aangekoekte betonmolen leeg.
Ik stond er bij en hield de spuit vast als hij met zijn hamer betonkoek uit de gietrand los sloeg.
Het kabaal van galmend metaal met stromend water is de muziek van mijn jeugd.

Mijn moeder had een bloeiende praktijk als vroedvrouw.
Maar van jongsaf ging ik mee met mijn vader, de cabine was mijn speelplek.
De foto toont mijn kinderspeelgoed.
Betonnen blokjes en kegeltjes waar het betonvlechtwerk op gelegd wordt voordat men het fundament stort.
Omdat het zo grijs en onbepaald was, kon ik er alles in zien en beleven.
In mijn herinnering speelde ik urenlang in mijn eentje met mijn betonlego.

Ik had honderden exemplaren
Sommige hadden namen, met name die waar een stukje vanaf was gebroken.
Die kregen iets dierbaars.
Beschadiging is een kenmerk dat naam krijgt.
Het onbeschadigde leeft naamloos.

Wanneer ik door mijn geboortestreek rijd, zie ik in de huizen het fundament van mijn vader en in de mensen het succes van moeder.
Ze leven nog steeds, naamloos.

De broek staat nog altijd in de schuur, maar wacht nergens meer op.

3 thoughts on “Zoon van het naamloze

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *